Geschreven door Tom Barten, Founder van Personal Body Plan.
Jouw vetpercentage is de hoeveelheid vetweefsel in verhouding tot de vetvrije massa in je lichaam. Tot de vetvrije massa behoren bijvoorbeeld spieren, pezen, botten, organen en water. De massa die wel uit vet bestaat kan je opsplitsen in essentieel vet en niet-essentieel vet. De naam zegt het al, essentieel vet kun je niet missen en zorgt ervoor dat je dagelijks kunt functioneren. Het beschermt je organen. Niet-essentieel vet is meestal overtollig vet dat door je lichaam wordt opgeslagen als gevolg van een energieoverschot.
Je vetpercentage meten kan middels verschillende methoden zoals een huidplooimeting, DEXA-scan of Bio-elektrische Impedantie Analyse (BIA). De huidplooimeter en BIA zijn qua methode laagdrempelig en goed uitvoerbaar. Wel kunnen de resultaten in beide gevallen sterk beïnvloed worden door allerlei factoren waardoor ze niet 100% betrouwbaar zijn.
Het viercomponentenmodel (4C) is de gouden standaard bij het berekenen van je vetpercentage. Er moet in de meting rekening gehouden worden met vetmassa, botmassa, spiermassa en de totale hoeveelheid water in je lichaam. Toch krijg je ook bij dit model nog steeds een inschatting van het vetpercentage. Dit komt echter wel het meest dichtbij, want de meest betrouwbare optie is een post-mortem meting, waarbij al het vetweefsel wordt afgesneden van de rest van je lichaam en gewogen. Dit is niet alleen luguber, maar ook mosterd na de maaltijd.
Het vetpercentage verschilt per persoon. Richtlijnen voor een gezond vetpercentage voor vrouwen onder de 34 jaar liggen tussen de 23 en 28 procent. Voor vrouwen van 34 jaar en ouder ligt dat iets hoger, namelijk tussen de 27 en 30 procent.
Voor mannen is dit een stuk lager omdat zij minder vet opslaan dan vrouwen. Volwassen vrouwen slaan meer vet op omdat zij in staat zijn kinderen te baren en daarvoor extra vetreserves nodig hebben. Daarnaast verschilt ook de plek waar het lichaamsvet wordt opgeslagen. Overtollig vet nestelt zich bij mannen veelal rond de borst- en buikstreek. Bij vrouwen wordt dit vet vaker opgeslagen rondom de heupen, billen, dijen, en borsten.
Een gezond vetpercentage ligt voor mannen onder de 34 jaar tussen de 10 en 15 procent. Voor mannen van 34 jaar en ouder ligt dit tussen de 11 en 16 procent.
Een te hoog vetpercentage wordt in verband gebracht met een verhoogde kans op diabetes type 2 en aderverkalking. Dit geldt met name voor mensen met te veel buik- en visceraal vet (het vet om je organen). Als je vetpercentage voor een langere periode te laag is, kan dat nadelige gevolgen met zich meebrengen voor je sportprestaties, immuun functie en algehele gevoel van welzijn. Ook kan zo een verstoord eetpatroon of zelfs eetstoornissen als anorexia ontstaan.
Dat niet alleen, het kan ook leiden tot menstruatieproblemen en botontkalking. Bij mannen kan het een laag testosteron veroorzaken wat klachten zoals een verminderd libido, erectiestoornissen, onvruchtbaarheid, lusteloosheid, haaruitval en spierverlies met zich meebrengt.
Wanneer je je vetpercentage wil verlagen, doe dit dan op een verantwoorde wijze met een klein calorietekort. Te snel gewicht verliezen heeft voor jouw lichaam, gezondheid en welzijn alleen maar meer na- dan voordelen. Probeert niet sneller af te vallen dan een halve kilo per week. Luister ook naar de signalen van jouw lichaam. Ieder lichaam is anders en de getallen rondom een ‘gezond’ vetpercentage zijn slechts richtlijnen. Het kan dat jij hier als persoon misschien iets van afwijkt en dat hoeft helemaal niet erg te zijn.
Heeft jouw sixpack zich lang genoeg verstopt voor de zon? Is het de hoogste tijd voor die buikspieren om deze zomer eindelijk eens onder dat zachte laagje vandaan te komen? Dat realiseren komt heel simpel gezegd neer op het omlaag brengen van je vetpercentage. Maar wat houdt dit percentage precies in, en hoe kan je jouw vetpercentage verlagen? Deze vragen, en meer, beantwoorden we in dit artikel.
Jouw vetpercentage is de hoeveelheid vetweefsel in verhouding tot de vetvrije massa in je lichaam. Tot de vetvrije massa behoren bijvoorbeeld spieren, pezen, botten, organen en water. De massa die wel uit vet bestaat kan je opsplitsen in twee categorieën:
Essentieel vet: Dit is het deel vet dat je niet kunt missen. Het zorgt ervoor dat je dagelijks kunt functioneren en beschermt je organen.
Niet-essentieel vet: Dit is het vet dat, veelal overtollig, door je lichaam is opgeslagen als gevolg van een energieoverschot.
Je vetpercentage meten kan middels verschillende methoden zoals een huidplooimeting, DEXA-scan of Bio-elektrische Impedantie Analyse (BIA). Vaak worden de BIA en huidplooimeting toegepast.
De DEXA-scan is een apparaat waarmee je de lichaamssamenstelling scant. Gelijktijdig kan de botmassa, spiermassa en vetmassa status gemeten worden, waardoor je een compleet beeld krijgt van je lichaamssamenstelling [9]. De DEXA-scan is nauwkeurig en accuraat, maar ook erg duur. Het is dan ook geen apparaat dat je thuis neerzet en wordt veel in de klinische setting gebruikt. In dit artikel bespreken we daarom de methoden die gemakkelijker uitvoerbaar zijn om thuis/in de sportschool een inschatting te maken van jouw vetpercentage.
Bij de huidplooimeting meet je met een speciaal tangetje huidplooien op verschillende plekken op je lichaam. Deze huidplooien moeten bestaan uit huid en vet. Voor een zo nauwkeurig mogelijk resultaat is het belangrijk om tijdens elke meting precies op dezelfde plekken een huidplooi te pakken. Bij deze methode heb je wel de assistentie nodig van iemand anders om de meting uit te voeren.
Een andere gangbare techniek is de Bio-elektrische Impedantie Analyse (BIA). Bij deze techniek wordt je vetpercentage bepaald door het geleidingsvermogen van je lichaam te meten. Er loopt via je handen een soort stroom tot aan je voeten. Zo wordt in kaart gebracht hoe goed jouw lichaam deze stroom kan geleiden. Dit klinkt pijnlijk maar dat is het niet.
In de praktijk wordt dit vaak gedaan met een BIA weegschaal. Je staat hierop met je armen recht vooruit gestrekt terwijl je in je handen een soort handvat klemt dat met een snoertje aan deze weegschaal verbonden is. Bloed en spieren zijn, in tegenstelling tot vet en bot, uitstekende geleiders van stroom. Dit is hoe het vetpercentage in dit geval dus wordt bepaald: hoe groter het geleidingsvermogen van je lichaam, hoe groter je vetvrije massa is [1] [2].
De huidplooimeter en BIA zijn qua methode laagdrempelig en goed uitvoerbaar. In de meeste sportscholen vind je een BIA meter. Een huidplooimeter kan je bestellen op internet en gewoon thuis uitvoeren. Wel is het goed om te weten dat de resultaten in beide gevallen sterk beïnvloed kunnen worden door allerlei factoren. Bij de huidplooimeting ligt het gevaar van een onjuiste uitkomst op de loer door bijvoorbeeld ook de onderliggende spier mee te pakken in plaats van alleen vet en huid, of door niet altijd op precies dezelfde plekken te meten. De uitkomsten van een BIA worden onder andere beïnvloed door de mate van hydratatie op dat moment, en zijn daardoor ook niet altijd even nauwkeurig en 100% betrouwbaar [1].
Als het op nauwkeurigheid aankomt bij het berekenen van je vetpercentage is het vier componenten model (4C) de gouden standaard. De naam zegt het al, er moet in de meting rekening gehouden worden met vier componenten: vetmassa, botmassa, spiermassa en de totale hoeveelheid water in je lichaam. Zelfs als dit model het uitgangspunt is, kan je beter spreken over het maken van een inschatting van het vetpercentage dan over het doen van een meting. Om de gemeten waarden door te vertalen naar een concreet vetpercentage moeten formules worden toegepast. Hierbij doe je altijd aannames en in sommige gevallen zijn de formules gebaseerd op specifieke populaties.
Om echt een exact procentueel getal te hangen aan de hoeveelheid vet in jouw lichaam zou er een post-mortem meting moeten plaatsvinden waarbij jouw lichaam wordt gewogen, waarna al het vetweefsel wordt afgesneden van de rest van je lijf en opnieuw gewogen. Daarna kan berekend worden welk percentage van je totale lichaamsgewicht uit vet bestond. Naast zeer luguber, is dit mosterd na de maaltijd. Na de dood zit shinen op het strand met die gespierde torso er immers niet meer in.
Een ’gezond’ vetpercentage past thuis tussen een ‘gezond’ gewicht en een ‘gezond’ BMI. Het zijn getallen die uitgaan van gemiddelden. Een man van 25 jaar oud en 1.85 lang die 90 kilo weegt heeft een BMI van 26.1 [3]. Volgens de richtlijnen is dit iets te hoog en zou deze man moeten afvallen. Wat we niet weten is hoe gespierd deze man is. Als die 90 kilo lichaamsgewicht voor een groot deel uit keiharde spiermassa, bestaat kunnen we stellen dat deze man wel degelijk gezond is en helemaal niet hoeft af te vallen.
Gezegd moet worden dat de mensen bij wie een grote hoeveelheid aan droge spiermassa ervoor zorgt dat hun BMI aan de hoge kant is, een uitzondering zijn. Maar ook uitzonderingen bestaan [3].
Het vetpercentage verschilt per persoon. Deze verschillen hebben te maken met leeftijd en geslacht en zijn verklaarbaar vanuit evolutionair oogpunt. De percentages weergeven in de tabellen hieronder zijn richtlijnen voor wat een (te) laag, gezond, of (te) hoog vetpercentage is voor vrouwen en mannen binnen een bepaalde leeftijdscategorie.
Leeftijd | Te laag | Laag | Gezond | Bovengrens | Te hoog |
---|---|---|---|---|---|
34 en jonger | Minder dan 16% | 16-23% | 23-28% | 28-30% | 30% en hoger |
34 en ouder | Minder dan 20% | 20-27% | 27-30% | 30-35% | 35% en hoger |
Leeftijd | Te laag | Laag | Gezond | Bovengrens | Te hoog |
---|---|---|---|---|---|
34 en jonger | Minder dan 5% | 5-10% | 10-15% | 15-20% | 20% en hoger |
34 en ouder | Minder dan 7% | 7-11% | 11-16% | 16-25% | 25% en hoger |
Volwassen vrouwen slaan meer vet op dan mannen omdat zij in staat zijn kinderen te baren en daarvoor extra vetreserves nodig hebben. Daarnaast verschilt ook de plek waar het lichaamsvet wordt opgeslagen. Overtollig vet nestelt zich bij mannen veelal rond de borst- en buikstreek. Bij vrouwen wordt dit vet vaker opgeslagen rondom de heupen, billen, dijen, en borsten [4].
Alles waar ‘te’ voor staat is niet goed. Dat geldt ook voor een te hoog of een te laag vetpercentage. Deze twee uitersten brengen allebei risico’s met zich mee voor de gezondheid. Een te hoog vetpercentage wordt in verband gebracht met een verhoogde kans op diabetes type 2 en aderverkalking. Dit geldt met name voor mensen met te veel buik- en visceraal vet (het vet om je organen) [4].
Heb je een te laag vetpercentage? Als dit voor een langere periode het geval is kan dat nadelige gevolgen met zich meebrengen voor je sportprestaties, immuunfunctie en algehele gevoel van welzijn. Daarnaast kan een (langdurig) te laag vetpercentage psychische gevolgen hebben: wanneer mensen doorslaan in het omlaag brengen of houden van hun vetpercentage kan een verstoord eetpatroon of in extreme gevallen een eetstoornis als anorexia nervosa zich openbaren.
Ook zijn er hormonale effecten. Een (te) laag vetpercentage gaat meestal gepaard met een lage inname van calorieën en een hoog-intensieve inspanning. Dit heeft negatieve invloed op de aanmaak van het hormoon oestrogeen en kan leiden tot een onregelmatige menstruatiecyclus of het geheel uitblijven van de menstruatie [4], wat op zijn beurt weer voor osteoporose (botontkalking) kan zorgen. Oestrogeen speelt namelijk een rol bij de botvernieuwing.
Andere voorkomende klachten bij vrouwen met een te laag vetpercentage zijn vermoeidheid, een verminderd concentratievermogen, het voortdurend koud hebben, een droge huid, lage bloeddruk, depressie en obstipatie [5] [6]. Kortom: geen dingen waar je op zit te wachten.
Nadelige effecten op hormonaal gebied komen in dit geval ook bij mannen voor. Een laag vetpercentage of veel gewichtsverlies in korte tijd hebben invloed op de aanmaak van testosteron. Afhankelijk van de leeftijd brengt dit klachten met zich mee als een verminderd libido (minder zin in seks), erectiestoornissen, onvruchtbaarheid, lusteloosheid, haaruitval en verlies van spiermassa [7] [8]. Ook allemaal niet wenselijk, toch?
Heeft dat vet lang genoeg de show gestolen en is het nu tijd voor jouw spieren om in the spotlight te staan? Is het daarom jouw doel om je vetpercentage omlaag te brengen? Dit doe je door een klein calorietekort te creëren (minder energie binnenkrijgen dan je gebruikt) zodat je afvalt.
Het is ook nu weer belangrijk om vooral heel goed naar jezelf te blijven kijken en naar jouw lichaam te blijven luisteren. Eerder in dit artikel gaven we een overzicht van lage, gezonde en hoge vetpercentages op basis van leeftijd en geslacht.
Nogmaals, deze getallen moet je zien als richtlijnen waarvan jij als persoon misschien wel iets afwijkt. Daarbij zijn er meerdere parameters om te bepalen of je vetpercentage daalt.
Een voorbeeld:
Je bent een vrouw van 25 en het is jouw wens om zichtbare buikspieren te hebben. Als we kijken naar de gemiddelden zou dat mogelijk moeten zijn bij een vetpercentage van 18% of lager. Stel nu dat je op de sportschool een meting doet met behulp van de BIA-methode waaruit blijkt dat je op dit moment een vetpercentage van 21% hebt, maar je buikspieren zijn al zichtbaar en je bent hartstikke slank? Dan is het niet verstandig om je vetpercentage nog verder omlaag te brengen naar die 18%, alleen maar omdat dit volgens de gemiddelden het juiste percentage is. Ook wanneer je merkt dat je tijdens het verlagen van je vetpercentage last begint te krijgen van de hierboven genoemde klachten, is het raadzaam je poging te staken of in ieder geval de situatie te bespreken met een professional, zoals jouw Changing Life Coach.
Wat betreft het tempo: te snel gewicht verliezen omdat je niet langer kunt wachten op die zichtbare spieren heeft voor jouw lichaam, gezondheid en welzijn uiteindelijk meer na- dan voordelen. Probeer niet sneller af te vallen dan een halve kilo per week. Dit doe je door een klein calorietekort te creëren (10-20% onder je energiebehoefte eten). Zorg hierbij dat je wel voldoende macro- en micronutriënten binnenkrijgt in de vorm van vetten, eiwitten, koolhydraten, vitaminen, vezels en mineralen [6].
Pas ook op dat je niet doorslaat. Als je om wat voor reden dan ook op een bepaald moment een laag vetpercentage wilt hebben, is er echt geen man overboord wanneer dit percentage een tijdje later weer een paar procenten hoger ligt. Bodybuilders en andere atleten hebben ook niet het hele jaar door een zo laag mogelijk vetpercentage. Doe waar jij je goed, fit en gezond bij voelt. Dat is wat het meeste telt.
Iedereen bestaat voor een deel uit vet, en dat is maar goed ook. Zonder de essentiële vetten die je lichaam nodig heeft om te functioneren en je organen te beschermen kan je niet leven. Een te hoog vetpercentage heeft schadelijke gevolgen voor je gezondheid, maar een te laag vetpercentage heeft dit zeker ook. Het ‘perfecte vetpercentage’ is per persoon verschillend en ook zeker afhankelijk van jouw individuele wensen en doelen op dit gebied. Om zichtbare spieren te hebben is een laag vetpercentage noodzakelijk.
Wil jij gewoon fit zijn en lekker in je vel zitten? Dat kan prima met een ‘normaal’ vetpercentage. Omdat de richtlijnen voor laag, normaal of hoog uitgaan van gemiddelden is het beter om aan de hand van wat je in de spiegel ziet, hoe je kleding past, en hoe je je voelt te bepalen of jouw vetpercentage op dit moment oké is. Ben je van mening dat er iets aan moet gebeuren en wil je daarom je vetpercentage meten? Dan bestaan er verschillende methoden waarmee je dit vrij gemakkelijk thuis of in de sportschool kunt (laten) doen. Onthoud hierbij wel dat deze metingen niet 100% nauwkeurig of betrouwbaar zijn. Zie ze als een inschatting en hecht niet te veel waarde aan het getal dat je als uitkomst krijgt. Als het vetpercentage dat uit jouw meting komt hoger uitvalt dan verwacht terwijl je juist heel tevreden bent met wat je in de spiegel ziet en hoe je je voelt, dan moet dit laatste altijd leidend zijn.
Ben je bezig met het verlagen van je vetpercentage en krijg je last van klachten zoals lusteloosheid, het altijd koud hebben, en verminderde sportprestaties? Dan kan het zijn dat je even op de rem moet trappen. Probeer in dit geval na te gaan of je in dit proces nog wel echt goed voor je lichaam zorgt, of je niet al een te lange tijd (veel) te weinig energie binnenkrijgt, en of de manier waarop je nu bezig bent iets is wat je op de lange termijn vol kunt en wilt houden.
Bij Changing Life helpen we je met een speciaal op jou afgestemd plan, en een persoonlijke coach bij o.a. duurzaam gewichtsverlies en realiseren van spiergroei. Het op een verantwoorde wijze omlaag brengen van je vetpercentage is een van de doelen die we op deze manier samen kunnen verwezenlijken. Hoe dat precies werkt lees je hier.
1. Heyward V. Evaluation of Body Composition. Sports Medicine. 1996;22(3):146-156. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/8883212/
2. Khalil S, Mohktar M, Ibrahim F. The Theory and Fundamentals of Bioimpedance Analysis in Clinical Status Monitoring and Diagnosis of Diseases. Sensors. 2014;14(6):10895-10928. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/24949644/
3. ^ World Health Organisation. Physical status: the use and interpretation of anthropometry. Report of a WHO Expert Committee. World Health Organ Tech Rep Ser. (1995) https://apps.who.int/iris/handle/10665/37003
4. Márquez S, Molinero O. Energy availability, menstrual dysfunction and bone health in sports; an overview of the female athlete triad. Nutr Hosp. 2013 Jul-Aug;28(4):1010-7. doi: 10.3305/nh.2013.28.4.6542 https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/23889615/
5. Rask-Andersen, M., Karlsson, T., Ek, W.E. et al. Genome-wide association study of body fat distribution identifies adiposity loci and sex-specific genetic effects. Nat Commun 10, 339 (2019). https://doi.org/10.1038/s41467-018-08000-4https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/30664634/
6. Vissers, D., Hens, W., Taeymans, J., Baeyens, J. P., Poortmans, J., & Van Gaal, L. (2013). The effect of exercise on visceral adipose tissue in overweight adults: a systematic review and meta-analysis. PloS one, 8(2), e56415. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/23409182/
7. Geel, van. A, Hermans, J. (2015). Voeding en sport. Een handboek voor trainers, begeleiders en (top)sporters. Haarlem: de Vrieseborch.
8. Karila, T. A. M., Sarkkinen, P., Marttinen, M., Seppälä, T., Mero, A., & Tallroth, K. (2008). Rapid weight loss decreases serum testosterone. International journal of sports medicine, 29(11), 872-877. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/18516767/
9. A. Shepherd JA, Ng BK, Sommer MJ, Heymsfield SB. Body composition by DXA. Bone. 2017;104:101-105. doi:10.1016/j.bone.2017.06.010 https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/28625918/